Fiscale antimisbruikbepaling en de bewijslast van de fiscus

Beroepsrechter spreekt zich uit over fiscale antimisbruikbepaling In 2012 werd de fiscale antimisbruikbepaling (art. 344, § 1 WIB 1992) herschreven om het toepassingsgebied ervan te verruimen.

Fiscale antimisbruikbepaling en de bewijslast van de fiscus

In 2012 werd de fiscale antimisbruikbepaling (art. 344, § 1 WIB 1992) herschreven om het toepassingsgebied ervan te verruimen. Van fiscaal misbruik is er sprake als de belastingplichtige een handeling stelt die in wezen gericht is op het verkrijgen van een belastingvoordeel maar waarbij in de gegeven situatie het toekennen van dat voordeel in strijd zou zijn met de doelstelling van de betrokken wetsbepaling. De fiscus mag dan belasten alsof het misbruik niet plaats gevonden heeft. Echter, wilt de fiscus zich op deze bepaling beroepen dan moet hij het nodige bewijs leveren. Dat heeft een beroepsrechter te Gent op 1 oktober 2019 nog beslist.

Vaak blijken de doelstellingen van een wet niet of toch niet duidelijk uit de wettekst of de parlementaire voorbereiding en dan kan de fiscus het vereiste bewijs dus niet leveren. Slaagt de fiscus niet in zijn bewijs, dan is er geen fiscaal misbruik, en hoeft de belastingplichtige zelf niets meer aan te tonen. Slaagt de fiscus toch in zijn bewijs, dan is er ook geen fiscaal misbruik als er dan ten minste één valabel niet-fiscaal motief kan gegeven waarom voor een bepaalde juridische weg gekozen werd.