Btw-verschil voor online opleiding naargelang het live is of niet?

Door de coronacrisis vinden steeds meer opleidingen en trainingen niet langer fysiek plaats, maar online. We bekijken de gevolgen op het vlak van btw en stellen daarbij de vraag of het effectief een verschil maakt of het een livesessie is dan wel vooraf opgenomen werd.

Btw-verschil voor online opleiding naargelang het live is of niet?

I.             AFSTANDSONDERWIJS OF ELEKTRONISCHE DIENST?

A.    Wat doet de organisator van de opleiding precies?

De eerste vraag die moet gesteld worden is wat de aard van de dienst is.  Van belang is immers om te weten waar de dienst dan precies plaatsvindt en of er dus Belgische btw aangerekend moet worden of niet.

Het onderscheid tussen actieve of passieve opleiding is effectief van belang als het gaat om online opleidingen. Naargelang van het geval gaat het immers om een educatieve activiteit dan wel om een loutere elektronische dienst en precies die kwalificatie maakt dan een verschil voor wat betreft de plaats van de dienst.

Voor alle duidelijkheid gaat het hier niet om het officiële onderwijs van scholen en universiteiten die hun activiteiten ook volledig of grotendeels op afstand voortgezet hebben tijdens de periode van de verplichte sluiting van de scholen. Deze vormen van opleiding vallen inzake btw immers volledig onder de onderwijsvrijstelling en worden hier dus niet bedoeld. We gaan uit van een in België gevestigde vennootschap die gespecialiseerd is in het aanbieden en organiseren van bv. managementopleidingen. Wegens de coronamaatregelen gebeurt dat nu online in plaats van fysiek op een bepaalde locatie. De klanten zijn ondernemingen en particulieren, zowel uit andere EU-lidstaten als uit derde landen.

B.    Interactief of niet?

Betreft het een interactieve livestreamsessie, tijdens dewelke de deelnemers de nodige vragen kunnen stellen en opmerkingen kunnen geven, in voorkomend geval met behulp van een chatfunctie, dan wordt dit type dienst als een educatieve activiteit gekwalificeerd (art. 18, §1, lid 2, 1° W.Btw) .

Is het geen actieve deelname, dan gaat het o.m. om een eerder opgenomen video die de deelnemers op een door hun gekozen tijdstip zelf kunnen bekijken, de zgn. video on demand. Deze vorm van afstandsonderwijs is dan geen educatieve activiteit meer voor de Btw, maar een langs elektronische weg verrichte dienst (art. 18, §1, lid 2, 16° W.Btw) . Eigen aan langs elektronische weg verrichte diensten is immers dat ze slechts in geringe mate een menselijk ingrijpen vergen. In de mate m.a.w. dat de activiteit van de docent losstaat van de activiteit van de deelnemer, gaat het om een dienst verricht langs elektronische weg.

 

II.            BTW-GEVOLGEN ALS HET EEN EDUCATIEVE ACTIVITEIT IS

A.    Wat is de plaats van de dienst?

Net zoals bij fysieke opleidingen vindt de dienst tussen de organisator en de deelnemers van de opleiding plaats waar de activiteit daadwerkelijk plaatsvindt, m.a.w. waar ze materieel verricht wordt. Dat is zowel het geval in een b2b-context (art. 21, §3, 3° W.Btw) als in een b2c-context (art. 21bis, §2, 5°, a) W.Btw) .

Bij een interactieve livestreamsessie is de plaats van de dienst het land waar de dienstverrichter gevestigd is, omdat de belangrijkste elementen van de activiteit materieel daar geconcentreerd zijn (HvJ, 08.05.2019, C-568/17, Geelen) . In het voorbeeld van de commerciële organisator die in België gevestigd is, vindt de dienst m.a.w. steeds in België plaats.

B.    Concreet gevolg voor de commerciële organisator in België

Vindt de dienst plaats in België, zijnde de plaats waar de organisator gevestigd is, en dan moet bijgevolg steeds 21% btw aangerekend worden aan de deelnemers van de opleiding.

Er is geen verder onderscheid vereist. Het speelt dus geen rol of de deelnemer een particulier of een onderneming is, noch of die in België of daarbuiten gevestigd is. De plaats van de dienst is immers België en dus is er Belgische btw verschuldigd.

 

III.           BTW-GEVOLGEN ALS HET EEN ELEKTRONISCHE DIENST IS

A.    Wat is de plaats van de dienst?

Een elektronische dienst vindt inderdaad steeds plaats daar waar de ontvanger van de dienst gevestigd is en dat ongeacht of die ontvanger een particulier of een onderneming is.

In een b2b-context is dat dan m.a.w. de toepassing van de b2b-hoofdregel (art. 21, §2 W.Btw) . Is de ontvanger van de elektronische dienst of m.a.w. de deelnemer van de opleiding een particulier, dan geldt ook daar dus de regel dat de dienst plaatsvindt waar die particulier gevestigd is (art. 21bis, §2, 9° W.Btw) .

Om de precieze btw-gevolgen te kennen, moet er gekeken worden naar de plaats van vestiging én naar de hoedanigheid van de deelnemer.

B.    Btw-gevolgen in een b2b-context

Gaat het om een deelnemer uit België, dan vindt de dienst plaats in België en dus moet de organisator 21% Belgische btw aanrekenen op zijn factuur.

Gaat het om een deelnemer uit een andere EU-lidstaat, dan geldt de b2b-hoofdregel. De dienst vindt in die andere EU-lidstaat plaats én de organisator factureert met ‘btw verlegd’. Het is dan m.a.w. de deelnemer van de opleiding die de buitenlandse btw zal moeten voldoen via zijn buitenlandse btw-aangifte en die deze daar ook in voorkomend geval in aftrek kan brengen.

De organisator moet het factuurbedrag en het buitenlandse btw-nummer van de deelnemer vermelden in de intracommunautaire opgave onder code ‘S’. In de btw-aangifte komt deze omzet in rooster 44.

Bij een deelnemer uit een derde land vindt de dienst plaats in het land van de deelnemer. De organisator rekent dus ook nu geen btw aan, maar vermeldt op zijn factuur “plaats van de dienst buiten de EU”. Hij vermeldt deze keer echter niets op de intracommunautaire opgave. In de btw-aangifte komt deze omzet in rooster 47.

C.   Btw gevolgen in een b2c-context

Bij een deelnemer uit België geldt hetzelfde als in een b2b-context. De dienst vindt dan m.a.w. ook in België plaats en dus moet de organisator 21% Belgische btw aanrekenen op zijn factuur.

Gaat het om een deelnemer uit een andere EU-lidstaat, dan vindt de dienst in de andere EU-lidstaat plaats, alleen kan de btw nu niet verlegd worden naar de deelnemer, aangezien dat een particulier is. De organisator moet nu dus buitenlandse btw aanrekenen en dat volgens het geldende btw-tarief van de betrokken EU-lidstaat voor langs elektronische weg verrichte diensten. Deze buitenlandse btw wordt afgedragen via de bijzondere MOSS-aangifte.

Het factuurbedrag exclusief buitenlandse btw moet ook opgenomen worden in rooster 47 van de periodieke btw-aangifte van de organisator.

Zolang de omzetdrempel van € 10.000, exclusief btw, van dergelijke diensten aan particulieren uit andere EU-lidstaten in de loop van het kalenderjaar niet bereikt is, kan de organisator ervoor kiezen om toch 21% Belgische btw aan te rekenen in plaats van de buitenlandse btw.

Bij een deelnemer uit een derde land vindt de dienst ook hier in het land van de deelnemer plaats. De organisator rekent dus ook nu geen btw aan, maar vermeldt op zijn factuur “plaats van de dienst buiten de EU”.